Uit liefde voor de kunst
‘Weet u wie het bronzen beeld gemaakt heeft dat op de dijk staat?’
De mevrouw van de gemeente aan de andere kant van de lijn denkt een paar seconden na.
‘U bedoelt de vrouw die over het water staart?’
‘Nee, zij staat aan de noordkant bij de haven. Ik bedoel een abstract beeld voor een modern gebouw aan de zuidkant. Op de muur staat dat het een rijksmonument is.’
De mevrouw antwoordt direct.
‘U bedoelt het gemaal. Een geweldig gebouw. De pompen zijn pas gereviseerd. Ze zijn door de Commissaris van de Koning persoonlijk in werking gesteld. Het was een feestelijke dag.’
‘Ja, daarvoor staat een beeld. Het zou wel eens van Jan Wolkers kunnen zijn.’
‘Wat zegt u, hebben wij een Jan Wolkers in onze gemeente?’
Ik hoor enige opwinding.
‘Dat weet ik niet zeker, maar het doet me denken aan een beeld van hem uit mijn geboorteplaats. Als jongetje liep ik er vaak langs. Een dikke vrouw met vleugels.
Ik was er bang voor en kreeg er nachtmerries van.’
‘Wat vervelend voor u.’
‘Ja, en pas later toen ik in Amsterdam woonde,
ontdekte ik dat het van Jan Wolkers was. Het stelt "Leda en
de zwaan" voor. Ik keek er gelijk anders naar.’
‘Dat is zo met kunst. Je moet er de leeftijd voor hebben
om het te waarderen.’
Ze zegt het met meer ontspanning in haar stem.
‘Ik zag toen pas de kracht die hij erin had gelegd.
Dit beeld lijkt erop. Het is alsof je de
klei nog kunt zien waarmee het is geboetseerd.’
‘Ik zou het niet weten,’ zegt ze en ik hoor dat ze haar interesse in
me verliest.
‘Ik zie nergens een bordje staan met de naam van de beeldhouwer,’ zeg ik met gespeelde teleurstelling. ‘Dat is jammer. Ik ben vast niet de enige die de naam van de maker wil weten.’
‘Tot nu toe wel.’
Ik doe alsof ik de sneer niet hoor.
‘Bordjes zijn heel belangrijk. Wist u dat onlangs een schilderij in een museum onder een witkwast is verdwenen? Een medewerker wilde de zaal klaar maken voor de volgende tentoonstelling en zag niet dat hij over een kunstwerk schilderde. Er hing geen bordje bij.’
‘Nee, niet van gehoord’ en ik voel haar ongeduld groeien. ‘Ik zal mijn best voor u doen de naam van de beeldhouwer te vinden.’
Het wordt tijd er een schepje bovenop te gooien.
‘In een andere stad is bij de sloop van een postkantoor een groot beeld per ongeluk meegenomen naar de stortplaats. Het is in de shredder verdwenen. Ze dachten dat het een vlaggenmast was. Stond ook geen bordje bij.’
‘Ik bel u zo spoedig mogelijk terug.’ Ze wil het gesprek afsluiten. ‘Ik zie dat er iemand in de wacht staat.’
‘Dat is goed,’ zeg ik verzoenend. ‘Ik ga er een stukje over schrijven op mijn website.’
‘Wat zegt u, schrijft u stukjes?’
Ze schakelt direct over naar een scherpere toonhoogte.
‘Ja, over zaken die me bezig houden. Ik heb een klein publiek hoor.’
Ze valt me in de rede.
‘Dat zegt niets met die sociale media tegenwoordig. U had dit vooraf moeten melden.’
‘Wat reageert u defensief.’
‘U bedoelt professioneel. U moest eens weten hoeveel tijd wij kwijt zijn aan het rechtzetten van onjuiste beeldvorming. Ik wil uw blog op juistheid lezen voor u het publiceert.’
Ze geeft het beeld eindelijk de aandacht die het verdient. Het komt er nu op aan rustig te blijven.
‘Ik zie helemaal geen probleem. Eerder een win-win. Reclame voor een vergeten beeld is toch goed?’
‘Wie zegt dat het vergeten is? Ik voel het al aan. Wij worden door u neergezet als culturele onbenullen. Staat het beeld aan de openbare weg?’
‘Ja, er lopen veel nieuwsgierige mensen langs.’
‘Hebt u er over nagedacht dat u met uw stukje de mensen op verkeerde ideeën kunt brengen?’
'Wat bedoelt u?'
‘U weet als liefhebber van kunst natuurlijk dat er vandalen rondlopen die er alles aan doen om aan brons te komen. Voor de verkoop. Ze stelen zelfs beelden uit de tuinen van gewone mensen.’
‘Ja verschrikkelijk.’
‘Met een slijptol haal je dit beeld zo weg.’
Dit gesprek gaat de verkeerde kant op.
‘U bedoelt dat ik met mijn stukje…’
‘Ik wil u niets in de mond leggen,’ zegt ze onverwachts hulpvaardig.
‘..mensen aan het denken zet?’
‘Zou zomaar kunnen.’
‘….en ik dan medeplichtig ben?’
Ze zucht.
‘Ook stukjesschrijvers moeten hun verantwoordelijkheid kennen. Dat hoort erbij als je je beroept op het vrije woord.’
Ze maakt het te groot. Op die manier kan ik beter stoppen met schrijven.
‘Ik dacht de mensen die langslopen een plezier te doen.'
Dit is geen sterke reactie van me, maar ik kom niet zo snel op een andere gedachte.
‘Dat had ik begrepen en juist daarom, vanuit het oogpunt van bescherming..…’
‘Het zijn rare tijden nu ik erover doordenk.’
‘Zal ik mijn best doen voor een bordje?’
Gelukkig, ze biedt een opening.
‘Kwetsbaarheid vraagt om bescherming,’ zeg ik met een zin die ik al eens eerder heb gebruikt.
‘Dat zegt u heel mooi.’
‘Aan ruchtbaarheid geven zijn inderdaad risico’s verbonden. Soms is zwijgen goud.’
Ze laat een veelzeggende stilte vallen.
‘Uit liefde voor de kunst.'
​
​
​
​
​
​
​
​