Ich hab’ noch einen Koffer in Berlin…
​
zingt Hildergad Knef begin jaren zestig, ‘der bleibt auch dort und das hat seinen Sinn.’
Mijn koffer wacht al van voor ‘die Wende’ op me in een zijstraatje vlakbij Alexanderplatz. In een bar onder de televisietoren raak ik op een septemberavond met een man aan de praat die me over zijn leven vertelt in de Berlijnse Hinterhöfen; grote vierkante en achter elkaar gebouwde woonblokken, aan elkaar verbonden door smalle poortjes. We kruipen dicht tegen elkaar aan. ‘Het is een leven van inhouden’, zegt hij. ‘Niet zeggen wat je denkt en altijd op je hoede zijn als je wel iets zegt’. Een mijnheer met rond buikje houdt me later op het plein aan. Hij draagt een partijspeldje. Met een volle glimlach vraagt hij wat ik van zijn land vind. Ik krijg er buikpijn van.
Wie kent Hildegard Knef nog? De zangeres, schrijfster en actrice die met haar berookte stem een Duitse diva werd zonder de allures die daarbij horen? Ze liet haar publiek volop meeleven in haar ups en downs. Ze streed haar leven lang tegen kanker. De ziekte maakte wie ze was. Wat openheid betreft was ze haar haar tijd ver vooruit. Mijn eerste hospita, een vrouw die voor de oorlog in Duitsland was geboren, leende grammofoonplaten van haar aan me uit. Ze had gitzwarte ogen en warrig opgestoken donker haar. Nee, ze was geen Joodse, al zag ze er wel zo uit. Ze zong in een katholiek koor en dat bewees alles. Ze wilde me cultureel opvoeden. ‘Ik voel soms iets bij mensen aan’, zei ze bij een glaasje vermout. Ze keek me indringend in mijn ogen en voorspelde dat ik zou gaan schrijven. Ik mocht er niet over doorvragen. Ze hoopte dat ik in mijn werk positief over haar zou zijn. Als investering in haar imago leerde ze me Hildegard Knef kennen en dit lied over heimwee. Ze riep me in haar woonkamer als er een cultureel verantwoorde t.v. uitzending zou komen. Haar man, een kunstschilder die na een auto-ongeluk zeer beschadigd verder door het leven moest, zat in een hoekje van de kamer naast zijn ezel en keek narrig toe. Hij dronk oude jenever. Bij een film van Rainer Werner Fassbinder ging het scherm op zwart. Ze vond dat ik te geboeid keek naar scenes in een bar waar mannen elkaar met woorden vernederden en afmaakten. Dit was niet de verheven Duitse cultuur die ze bedoelde. Ik kreeg een dubbele jenever als troost.
Zou mijn koffer er nog staan?
Mein Gott, wat hou ik van deze stad. Ik zit als in trance op de trappen van een van de nieuwe regeringsgebouwen. Beneden stroomt de Spree, links ligt de Rijksdag en voor me een grandioze nieuwe wereld van beton, glas en staal. Wie heeft het lef gehad om zo royaal en met een scherp potlood deze stad de nieuwe tijd in te loodsen? Ik zie een strak design, maar tegelijk een onlogische wirwar van lijnen en bruggen. Ik staar naar ijle pilaren die een dak dragen dat geen enkel doel dient, behalve er te zijn en je te laten afvragen waarom het er staat. Er is met beton gebouwd alsof het uit wit karton is geknipt. Hier is niet bescheiden gedacht, maar groot, vanuit zelfbewustheid en een ideaal.
Het is nog vroeg in de ochtend. Het zonlicht verzacht de hardheid van de betonnen gevels. De hemel is helderblauw en zorgt ervoor dat het landschap je uitnodigt om te blijven kijken. Probeer dit licht maar eens met verf te vangen. De eerste toeristen staan in de rij voor de Rijksdag. Enkele tientallen Chinezen lopen achter een man aan die een rood bordje met gele karakters omhoog houdt. De kleuren doen het goed in deze omgeving. Het is tijd om te gaan. Onderweg kom ik glazen platen tegen met daarop gegraveerd de belangrijkste artikelen van de Duitse grondwet. De bedoeling spat ervan af. We zijn een rechtstaat en we leven in een land met vrije burgers. Iedereen moet dat weten. Elke avond wordt deze boodschap in een multi-mediashow op de wanden van een regeringsgebouw geprojecteerd. Beroemde politici, van links tot rechts, laten krachtig, bewogen en vanuit autoriteit horen hoe Duitsland en zijn hoofdstad gezien willen worden. 'We willen een stad zijn voor Duitsland en de wereld. We hebben het diepste van het diepste veroorzaakt, we waren verscheurd, maar nu zijn we verzoend. Die ervaring willen we delen. We hebben een dure les geleerd en koesteren nu ons vermogen tot zelfcorrectie. U kunt ons vertrouwen.'
​
Die avond dansen we op het dakterras van het ‘Haus der Kulturen der Welt‘ op de opzwepende muziek van de Malinese superster Oumou Sangaré. Aan het begin van het concert bedankt ze in het Frans de Duitsers voor hun steun in de strijd tegen de jihadisten uit het noorden van haar land. De meeste Duitsers verstaan niet wat ze zegt en kijken vragend naar elkaar. Ik vind het best zo. Morgen reis ik met een volle koffer terug.